Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart

 

Artikel 9
1
De vordering van een bepaald schip wordt bekendgemaakt aan de reder en de eigenaar van het schip, of zo één van beiden onbereikbaar is, aan de ander alleen. Zijn reder en eigenaar beiden onbereikbaar dan geschiedt de bekendmaking aan de kapitein. De vordering kan in dringende gevallen mondeling of telegrafisch geschieden, in welk geval zij zo spoedig mogelijk wordt vastgelegd in een beschikking. Indien de bekendmaking in de Nederlandse Antillen en in Aruba niet kan geschieden op de wijze als voorzien in dit lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.
2
Worden één of meer groepen van schepen, dan wel alle schepen onder de vlag van het Koninkrijk, in gebruik gevorderd, dan kan de vordering geschieden bij één besluit.
3
Bij de vordering wordt vermeld, op welk tijdstip en op welke plaats het schip ter beschikking van Onze Minister moet worden gesteld.
4
De kapitein van het gevorderde schip is verplicht, dit schip op de bij de vordering vermelde plaats en tijd ter beschikking van Onze Minister te stellen. Indien het schip niet onder het bevel van een kapitein staat, rust genoemde verplichting op de reder, of zo er geen reder is, op de eigenaar.
5
Van de terbeschikkingstelling wordt een verklaring opgemaakt door degene, die door Onze Minister tot overneming van het schip is gemachtigd.
6
Deze verklaring vermeldt de plaats en de tijd van de terbeschikkingstelling en de naam en het brandmerk van het schip; zij wordt door de reder of door de eigenaar of namens de reder door de kapitein ondertekend; indien de reder of de eigenaar dan wel de kapitein weigert te ondertekenen, wordt deze weigering, alsmede de reden daarvan, zo deze is opgegeven, in de verklaring vermeld.
7
Een afschrift van de verklaring wordt zo spoedig mogelijk aan de reder, de eigenaar en de kapitein overhandigd.
8
Met betrekking tot schepen als bedoeld in artikel 1 onder b, 1° en 2°, wordt de verklaring ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van dat wetboek is niet van toepassing. Met betrekking tot schepen als bedoeld in artikel 1 onder b, 3°, 4°, 5° en 6° wordt de verklaring overgeschreven in het scheepsregister, waarin het schip teboekgesteld is; mocht dit register ontoegankelijk zijn, dan wordt de verklaring overgeschreven in een door Onze Minister aan te wijzen register.
9
Bij de terbeschikking stelling of zo spoedig mogelijk daarna wordt door één of meer deskundigen, daartoe door Onze Minister aangewezen, een verslag omtrent de toestand en de inventaris van het schip opgemaakt; zo mogelijk wordt de eigenaar, of, zo deze onbereikbaar is, de kapitein opgeroepen bij het onderzoek van het schip door de deskundige of deskundigen aanwezig of vertegenwoordigd te zijn. Indien de eigenaar of de kapitein aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt het verslag mede door of namens hen getekend. Indien één of meer der in de vorige zin bedoelde personen weigeren te ondertekenen, wordt deze weigering, alsmede de reden daarvan, zo deze is opgegeven, in het verslag vermeld. Een afschrift van het verslag wordt zo spoedig mogelijk aan de eigenaar en de kapitein overhandigd.
10
De op het tijdstip van de terbeschikkingstelling aan boord van het schip aanwezige brandstoffen, proviand en andere, voor de exploitatie van het schip aanwezige verbruiksgoederen, gaan in eigendom aan Nederland over tegen een vergoeding, vastgesteld op de wijze omschreven in artikel 24.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •